Ondersteuning bij de orthodontische behandeling
Oromyofunctionele therapie
Bij alle handelingen die we met onze mond verrichten, zoals bijvoorbeeld kauwen, slikken en praten, zijn veel spieren betrokken, zoals de kauw- en tongspieren. De tong bestaat alleen uit spieren. Een verkeerd gebruik van deze spieren kan de stand van het gebit (ook na een orthodontische behandeling beinvloeden. Logopedisten zijn erin opgeleid om ‘schadelijk’ spiergebruik af en goede mondgewoonten aan te leren. Na logopedische behandelingen vinden er geen gebitsverschuivingen meer plaats door verkeerd spiergebruik. Logopedie is ook nodig als de mondspieren verkeerd bewegen om het regulerende gebit in stand te houden.
Schadelijk mondgedrag kan zijn:
1. Mondademing
Hiervan spreken we als de lippen steeds geopend zijn. Vaak ligt de tong dan slap tegen of op de ondertanden en is er sprake van mondademing. De zware slappe tong kan de tanden naar voren duwen en de lippen geven geen tegendruk.
2. Foutieve slikgewoonten
Bij een verkeerde manier van slikken wordt met de tong krachtig tegen de tanden geduwd. Het gevolg is dat de tanden weggedrukt worden (naar voren en opzij). Er kan een open beet of overbeet ontstaan.
3. Foutieve spreekgewoonten
Als de tong gewend is steeds de tanden te raken (in rust en tijdens slikken), zal dit ook tijdens het spreken gebeuren. Vooral bij de /t/,/d/,/n/,/l/,/s/,/z/ zal de tong naar voren komen. Soms is dit goed hoorbaar en zichtbaar, bijv. bij het ‘slissen’.
Duim-, vinger-, of speenzuigen kunnen de oorzaak zijn van deze schadelijke mondgewoonten. Er zal zeker aandacht aan worden besteed tijdens de logopedische behandeling.